28
Carabiniers
W-VL
klik hier vervolg
België in de Tweede Wereldoorlog
Operatie Fall Gelb
Onaangekondigd viel het Duitse leger binnen op 10 mei 1940. Al tijdens de eerste
uren werd de Belgische luchtmacht op de grond vernietigd na massale
bombardementen, waarbij enkele duizenden doden vielen.[1] Met de tandem
vliegtuig-tank trokken de Duitsers door de Belgische en Franse Ardennen. Daarvoor
werden fietsen massaal ingezet op een klein deel van het front. Het als
oninneembaar geachte fort Eben-Emael bij Luik viel na één dag in Duitse handen.
De bruggen bij Vroenhoven en Veldwezelt over het Albertkanaal vielen intact in
Duitse handen. De Maas werd overschreden te Dinant, Monthermé en Sedan. De
Franse stellingen werden opgerold en weldra stormden de Duitse tanks in de
richting van Abbeville.
De doorbraak in het zuiden en de uitzichtloze situatie van het Nederlandse leger in
het noorden na drie dagen (Nederland capituleerde op 14 mei) dwongen de
legerleiding om de goede stellingen (zoals het Albertkanaal en de KW-linie) prijs te
geven zonder of na weinig strijd, waardoor het moreel van de Belgische troepen
werd geschaad. Toch werd nog gepoogd om op vier opeenvolgende linies
(Scheldelinie, Terneuzen-Gent-Oudenaarde, Leielinie en de lijn Ieper-Roeselare)
stand te houden tegen de overweldigende overmacht.
Ontwapening, Brugge, 29 mei 1940
Ondanks het protest van koning Leopold III van België moest op bevel van de Franse opperbevelhebber generaal Maurice Gamelin de Scheldelinie (Antwerpen-Brussel-
kanaal van Charleroi tot de Franse grens) nog dezelfde dag verlaten worden. Het VIIe Franse Leger, dat intussen in Nederland door een Duitse pantserdivisie was
teruggeslagen, trok zich samen met het Belgische leger terug en liet de vijand ongehinderd de Schelde oversteken. In de Franse pers kregen de Belgen de schuld van deze
terugtrekking: uit egoïstisch belang ("om hun mooie
huizen in Brussel te vrijwaren") zouden de Belgen het prijsgeven van deze linie van het geallieerd commando hebben afgedwongen en zo de geallieerde plannen in de war
hebben gestuurd. Op de intergeallieerde conferentie van Ieper op 21 mei, werd
erkend dat de Belgische troepen heldhaftige vertragingsmanoeuvres uitvoerden, zoals onder meer de Ardeense Jagers op de Dender (18 mei), het 4e Lansiers te
Zwijndrecht (19 mei) en het 3e Jagers gesteund door het 10e Artillerie op de Schelde (20 mei). Alleen aan de Leie, een niet voorbereide stelling, werd zwaar slag geleverd
tijdens de Leieslag, waarbij aan Belgische zijde circa 2500 doden vielen.
Vanaf 10 mei werden meer dan 300.000 jonge reserverekruten opgeroepen om zich naar de Westhoek en later naar Frankrijk te begeven. Deze zogenaamde CRAB's waren
tussen de 16 en 35 jaar en kregen het bevel om zich naar Zuid-Frankrijk te laten evacueren. Naar schatting 150.000 kwamen daar terecht, maar toen had België reeds
gecapituleerd. In augustus 1940 keerden de jongens terug naar België.
Bron: WIKIPEDIA: https://nl.wikipedia.org/wiki/Belgi%C3%AB_in_de_Tweede_Wereldoorlog
Ondertussen was het voor de Belgische koning en de legerleiding duidelijk
geworden dat de strijd verloren was. Het Belgische leger kon alleen nog de aftocht
van het Britse Expeditiekorps via Duinkerke dekken. De munitievoorraad was
praktisch volledig opgebruikt. Koning Leopold III waarschuwde de geallieerde
hoofdkwartieren dat het Belgische leger zonder geallieerde logistieke steun zou
moeten capituleren. Er kwam echter geen hulp meer. De politici die de
krijgsverrichtingen niet van nabij volgden, hoopten op een nieuw mirakel aan de
Marne. Leopold III vreesde een definitieve Duitse overwinning en een daaruit
voortvloeiend vredesverdrag ten koste van België. Hij besloot dan ook tegen het
advies van zijn ministers in om zijn functie van opperbevelhebber (zie het
toenmalige artikel 68 of het huidige artikel 167 van de Belgische Grondwet) te laten
primeren op die van politiek staatshoofd en net zoals zijn vader, koning Albert I, bij zijn soldaten te blijven en hun lot te delen. Hij capituleerde samen met zijn troepen
op 28 mei 1940. Deze beslissing werd zowel door de naar Parijs gevluchte Belgische premier Hubert Pierlot, de voltallige Belgische regering samen met 170
parlementsleden in Limoges (31 mei), als door de Franse premier Paul Reynaud zwaar bekritiseerd. Deze laatste beledigde de Belgische koning en ontnam hem bij
decreet zijn Grootkruis van het Legioen van Eer.
Ongeveer 6000 Belgische soldaten en ongeveer evenveel burgers hadden het leven gelaten door de militaire operaties.
De Britten waren ondertussen ingescheept vanuit Duinkerke, maar ook vanuit Oostende, Nieuwpoort en De Panne vertrok men
richting de Engelse Kanaalkust. Het Franse leger staakte de strijd op 22 juni.Van de in totaal 600.000 Belgische militairen werden er 225.000 naar Duitse
krijgsgevangenkampen gebracht. Na enkele maanden werden de meeste Vlamingen vrijgelaten. Circa 70.000 (alle officieren die na enige tijd gegroepeerd werden te
Prenzlau, beroepsonderofficieren en Waalse militairen) bleven tot het einde van de oorlog gevangen.
Einde Achttiendaagse Veldtocht
Twee Duitse soldaten bij een Belgische T13-tank
Duits bestuur
Ondanks aandringen van de SS van Heinrich Himmler voor een burgerlijk bestuur (Zivilverwaltung), bleef België, samen met
Noord-Frankrijk tot 7 juni 1944 onder militair bestuur (Militärverwaltung): de mogelijkheid om alsnog vrede met het
Verenigd Koninkrijk te kunnen sluiten en de aanwezigheid van de Belgische vorst in zijn thuisland, kunnen deze
beslissing van Hitler hebben beïnvloed.
De 62-jarige Pruisische generaal Freiherr Alexander von Falkenhausen
werd als militair gouverneur (Militärbefehlshaber) aangewezen.
Zijn taak was om de rust en orde in zijn gebied te bewaren, maar ook om
het economisch en menselijk potentieel daarvan optimaal aan te wenden
voor de Duitse oorlogvoering. Daartoe vormde hij een Verwaltungsstab onder
leiding van Eggert Reeder en een Kommandostab onder leiding van majoor
Bodo von Harbou. De eerste was bevoegd voor de burgerlijke aspecten van
het bestuur, de tweede voor de militaire. Voor de uitvoering beschikte hij over
de bezettingstroepen, de Feldgendarmerie en de Geheime Feldpolizei en kon ook een beroep doen op hulpeenheden zoals de Vlaamse Wacht, Garde Wallonne en
Hilfsfeldgendarmerie. Daarnaast opereerden ook nog de Abwehr en de SIPO-SD (Sicherheitspolizei - Sicherheitsdienst) in bezet gebied. De eerste hing af van het
Oberkommando der Wehrmacht en de laatsten van het Reichssicherheitshauptamt van Himmler. De beruchte Gestapo was een onderafdeling van de SIPO-SD. Een
groot deel van de politionele taken gebeurde echter door de Belgische politie en rijkswacht, waar Von Falkenhausen de controle over had.
Aangezien de aanhang van de collaboratiebewegingen, zoals Rex en het Vlaams Nationaal Verbond te klein was, konden de Duitsers in België geen Quisling-regering
zoals in Noorwegen tot stand brengen. Ze besloten het praktisch bestuur van het land over te laten aan de twaalf secretarissen-generaal van de ministeries, die door de
wet van 10 mei 1940 ruime bevoegdheden hadden gekregen en op post waren gebleven. Eind 1941 waren acht van de oorspronkelijke secretarissen-generaal door
collaborateurs vervangen.
Dadelijk na de Achttiendaagse Veldtocht stond de uitgedunde administratie (velen waren gevlucht) voor de opdracht de dringende problemen van het land aan te
pakken, onder meer inzake voedsel- en energievoorziening en inzake transport- en communicatielijnen: bruggen, kanalen, spoor- en autowegen en
telefoonverbindingen waren immers vernield of buiten werking.
Direct na de inval werd er een oproep gedaan om in Duitsland te gaan werken. In België zaten 500.000 mensen zonder werk, terwijl er in Duitsland volop werk was in de
oorlogsindustrie. Velen gingen noodgedwongen vrijwillig op de oproep in. Op 6 oktober 1942 werd er een verplichte tewerkstelling afgekondigd. Mannen tussen 18 en
50 jaar en vrouwen tussen 21 en 35 jaar konden opgevorderd worden. Dit leidde tot massaal protest en zorgde ervoor dat velen onderdoken om aan de opvordering te
ontkomen.
Koning Leopold III werd als krijgsgevangene overgebracht naar zijn Kasteel van Laken. Desondanks poogde hij herhaalde malen zich met het bestuur van het land in te
laten: zo verzette hij zich tegen de verplichte tewerkstelling in Duitsland en tegen de Jodenvervolging. Telkens werd hij hiervoor door Hitler terechtgewezen. Op 15
januari 1944 stelde de koning richtlijnen op over hoe het land aan het einde van de oorlog moest bestuurd worden voor het geval hijzelf niet bij de bevrijding aanwezig
zou kunnen zijn. In dit "politieke testament" repte de koning met geen woord over het verzet en stelde hij dat politici, die sinds het uitbreken van de oorlog
onverantwoorde uitspraken hadden gedaan, voortaan buiten het politieke leven moesten gehouden worden. Na de bevrijding weigerde de Belgische regering dit
testament te publiceren.
Op 7 juni 1944, een dag na de landing in Normandië, werd koning Leopold III en daags daarop zijn familie uit het kasteel van Laken weggehaald[2] en overgebracht naar
het kasteel van Hirschstein aan de Elbe. Tezelfdertijd werd het militair bestuur over België door een burgerlijk bestuur vervangen onder leiding van gauleiter Grohé,
bijgestaan door SS-generaal Richard Jungclaus. Beide maatregelen moesten de annexatie van België bij Duitsland voorbereiden. Op 7 maart 1945 werd de Belgische
koninklijke familie door de SS naar het Oostenrijkse Strobl overgebracht, waar zij begin mei door de 7e Amerikaanse divisie van generaal Alexander Patch werden
bevrijd.
Alexander
von
Falkenhausen
Verzet
anvankelijk gedroegen de Duitsers zich correct. De Britse weerstand, de strijd in de Sovjet-Unie (vanaf 22 juni 1941), de intrede van de Verenigde Staten in de oorlog
(7 december 1941), het toenemend voedseltekort, het ontberen van de vrijheid en de verplichte tewerkstelling in Duitsland vanaf 1942, deden het Belgisch verzet groeien.
De voornaamste acties van het verzet bestonden uit:
het doorspelen van inlichtingen ten behoeve van Groot-Brittannië (de voornaamste inlichtingennetten waren: "Cleveland" of "Clarence" van Walthère Dewé, "Zero" van
Fernand Kerkhofs, "Luc" van Georges Leclercq, "Sabot" van P. Bouriez, "Mill" van Adrien Marquet)
het helpen vluchten van ca. 1600 neergeschoten Britse piloten en navigators
het doden van collaborateurs zodat de vijand als gevolg van die terreur steeds minder steun kreeg op een kleine kern na
het verzorgen van clandestiene pers (650 verschillende bladen met als orgelpunt de uitgave van een valse "Le Soir"
op 9 november 1943) om het moreel van de bevolking hoog te houden
het saboteren van Duitse aanvoerlijnen (vooral door Groep G) voor en na de landing in Normandië
het onderbreken van telefoonverbindingen en elektriciteitstoevoer
het strijden tegen de Duitse achterhoede tijdens de bevrijding en het leiden van bijvoorbeel
Britse eenheden bij de verovering van de zo goed als volledig intacte haven van Antwerpen
Onder de vijftien gewapende verzetsgroepen waren de voornaamste: de Witte Brigade van
Marcel Louette, het Front de l'Indépendence waarbij de communistische partij zich als groep
aansloot en het Geheim Leger dat in juni 1940 door reservekolonel Robert Lentz en door commandant
Charles Claser was opgericht. In totaal moesten 16.200 personen de talloze verzetacties met hun leven bekopen.
In vergelijking met Nederland was het verzet in België tegen de extreemrechtse Nieuwe Orde krachtiger. Dat verzet leed in België zwaardere verliezen dan in Nederland,
maar droeg
bij tot de redding van meer dan de helft van de joden, tegenover 20% in Nederland. De verklaring zou kunnen liggen in het feit dat Nederland tijdens de Eerste
Wereldoorlog
ongemoeid werd gelaten, waardoor men geen ervaring had met verzet tegen een bezetter. Daarnaast hadden de Duitsers in Nederland een burgerlijk bestuur ingesteld
in tegenstelling tot het militaire bestuur in België. In 2007 werd een rapport gepubliceerd waaruit blijkt dat collaborerende overheden vaak actief, soms zelfs proactief,
hadden meegewerkt aan de Jodenvervolging.
Een lid van de Canadese
Militaire Politie praat met
twee weerstanders
Zie Belgisch verzet in de Tweede Wereldoorlog
Bombardementen
Een van de meest ingrijpende aspecten van de bezetting van het leven onder constante dreiging van geallieerde bombardementen.
De eerste en meteen de bloedigste luchtaanval was die op Mortsel op 5 april 1943. Er vielen 936 doden bij het Amerikaanse
bombardement op de Erlafabriek.[3] In september volgden nog drie zware bombardementen: 4 september 1943 in Kortrijk
met 56 doden, de dag erna te Ledeberg in Gent met 111 dodelijke slachtoffers en ten slotte op 7 september 1943
in Brussel waar 327 slachtoffers geteld werden. Vanaf maart 1944 begon een reeks van hevige bombardementen.
Dit paste in het kader van de voorbereidingen op de landing in Normandië. Door verkeersknooppunten te vernietigen
in Noord-Frankrijk en België hoopten ze de Duitse transportmogelijkheden te kraken. Op 26 maart werd Kortrijk opnieuw
het slachtoffer van een bombardement. Er vielen maar liefst 252 doden.
Op 10 april werd Merelbeke bij Gent gebombardeerd: 428 doden. Tot de bevrijding in september 1944 kwamen de Belgische
steden regelmatig onder vuur. De periode van 10 tot 12 mei was het hevigst. In die drie dagen stierven meer dan 1500 mensen.
Het bekendste bombardement in die periode was dat van Lokeren, waar op 11 mei 85 mensen, vooral vrouwen en kinderen, de dood vonden. Op diezelfde dag vielen er
in Brussel 276 doden, in Luik 126 doden, in Leopoldsburg 84 doden, in Beverlo 70 doden en in Mechelen 46 doden. De dag ervoor waren ook Doornik (107 doden) en
opnieuw Merelbeke (48 doden) getroffen. De drie bloedigste dagen eindigden met het bombardement op Leuven van 12 mei 1944, waarbij na een vurige nacht 246 doden
werden geteld.
Na de landing in Normandië namen de bombardement op Belgische steden niet af. Integendeel, elke week was er wel ergens een hevige luchtaanval, met vooral
burgerslachtoffers. Op 27 mei 1944 bombardeerden de geallieerden een Duits legerkamp in Leopoldsburg. Hoeveel Duitse soldaten er sneuvelden zullen we nooit
weten. Onder de bevolking van de Kempense gemeente vielen 270 dodelijke slachtoffers. Op 20 juli 1944 dropten Amerikaanse vliegtuigen hun bommen op het station
van Kortrijk en waren er naar schatting 172 doden.[4]
bombardement 1943
Kortrijk
Belgische regering en strijdkrachten in Groot-Brittannië
Druppelsgewijs kwamen gevluchte Belgische regeringsleden in Groot-Brittannië aan. De Belgische regering te Londen
had het erg moeilijk internationale erkenning af te dwingen. Eens te meer zorgden de inkomsten uit Congo voor de nodige
onafhankelijkheid. Vooral de katholieke minister Albert de Vleeschauwer gaf aanvankelijk gestalte aan de wil tot het verder
voortzetten van de strijd. Enkele andere ministers volgden zijn voorbeeld: Camille Gutt, Hubert Pierlot en Paul-Henri Spaak.
Met deze vier ministers werd op 31 oktober 1940 een regering in ballingschap gevormd.
Aangezien de koning als krijgsgevangene zijn functies niet meer kon uitoefenen, trok ze in december 1940 de volledige
wetgevende en uitvoerende macht naar zich toe. Later werd deze ploeg nog aangevuld met de katholieken
Antoine Delfosse en August de Schryver en met de socialist August Balthazar. Buiten medeweten van de
Belgische regering in Londen, sloot de Belgische Union Minière een akkoord met de Amerikanen af voor de levering van
uranium uit de Kongolese provincie Katanga. Met deze grondstoffen werden de Amerikaanse kernbommen vervaardigd.
De oude generaal Victor van Strydonck de Burkel organiseerde reeds in oktober 1940 de eerste Belgische troepen in Groot-Brittannië. Enkele Belgische piloten
namen deel aan de Slag om Engeland. Later vormden ze twee eigen smaldelen: het 349ste en het 350ste. Ongeveer 600 Belgen behoorden tot het varend personeel.
De Belgische handelsvloot, twee korvetten (Godetia en Buttercup genaamd) en enkele mijnenvegers toonden de Belgische vlag op zee. Hieruit zal in februari 1946 de
Belgische zeemacht herrijzen, die in 1927, na het Locarnopact, was afgeschaft. Ongeveer 1800 manschappen maakten deel uit van de Belgische 1e Infanteriebrigade
(populair Brigade Piron) bevolen door kolonel Jean-Baptiste Piron. Er werd ook nog een kleine commando-eenheid (die zich in Italië, Joegoslavië en Walcheren zullen
onderscheiden) gevormd alsook een para-eenheid, die later deel uitmaakte van de SAS-brigade (Special Air Service), terwijl circa 500 Belgen als agenten van SOE
(Special Operations Executive) en SIS (Secret Intelligence Service) gedropt werden. Ongeveer 2500 van de 10.000 Belgen bij de Belgische troepen of vloot in Groot-
Brittannië sneuvelden.
Tot de Belgische strijdkrachten in Groot-Brittannië behoorden ook zo'n 370 Luxemburgers. De meesten dienden onder een valse Fransklinkende naam. Voor de
Duitsers waren zij als "Volksduitsers" immers deserteurs. Na de inlijving van het Luxemburgse leger (Compagnie des Volontaires) in het Duitse leger werden in 1942
12.000 Luxemburgers verplicht dienst te nemen. Circa 340 van hen sneuvelden in Joegoslavië en aan het oostfront.
Hubert Pierlot in 1944
Bevrijding
Tussen 2 en 12 september werd België grotendeels bevrijd, vooral door Canadezen, Polen, Britten en Amerikanen.
Op 4 september 1944 trok de Groepering Bevrijding samen met de Britten in een overwinningsparade door de
Belgische hoofdstad. Er werd nog een week lang slag geleverd in onder meer de Strijd om Hechtel.
Intussen poogde Hitler het tij alsnog in zijn voordeel te doen keren door de massale inzet van zogeheten "
Vergeldings-" of V-wapens (V1 en V2) vanaf juli 1944. In België werden deze vooral tegen de haven van
Antwerpen, maar ook tegen Luik ingezet.
Onder meer door de mislukking van Operatie Market Garden viel de geallieerde opmars in het najaar van 1944 stil.
Gebruikmakende van het slechte weer, dat in december 1944 de geallieerde luchtmacht aan de grond hield, poogde
Hitler in een gigantisch tegenoffensief met circa 30 divisies doorheen de Belgische Ardennen, de sleutelhaven van
Antwerpen te heroveren en de geallieerden terug in zee te drijven. Vanuit de startlijn Monschau-Echternach slaagden
de Duitsers erin de frontlijn tot op ongeveer 5 km van Dinant te trekken. Voor de inwoners van deze regio herbegon de nachtmerrie, vooral omdat in het kielzog van
de Duitse troepen ook Gestapo-eenheden waren gevolgd die zich opnieuw aan gruweldaden te buiten gingen (onder meer te Bande, ten zuidoosten van Marche-en-
Famenne). Maar de Amerikaanse troepen in Sankt Vith en vooral in en rond Bastenaken (Bastogne) onder leiding van brigadegeneraal Anthony McAuliffe boden
hardnekkig weerstand en weigerden zich over te geven. Door tegenaanvallen vanuit het zuiden en het noorden, en door de mogelijkheid om opnieuw de luchtmacht
in te zetten, was de Duitse saillant tegen eind januari 1945 verdwenen en België werd definitief en volledig bevrijd.
Van op afstand bleef het land echter tot aan de Duitse capitulatie op 7 mei 1945 onder vuur liggen van de Duitse raketwapens V-1 en V-2.
Amerikaanse troepen in Libin
op 7 september 1944
Belgisch-Congo
De gouverneur-generaal van Belgisch-Congo twijfelde aanvankelijk na de achttiendaagse veldtocht of de kolonie
de kant van de koning dan wel de kant van de regering in ballingschap diende te kiezen.
Uiteindelijk koos de kolonie de kant van de geallieerden. De Force Publique vocht zo mee met de geallieerden
in de Abyssinische veldtocht waarbij de Force Publique bij de verovering van Saio een van zijn
grootste militaire overwinningen boekte.
België in de Tweede Wereldoorlog
Repressie
De militaire rechtspraak speelde nadien een belangrijke rol bij de repressie. 242 personen werden ter dood veroordeeld en terechtgesteld wegens collaboratie.
Ongeveer 10.000 Vlamingen en ongeveer evenveel Walen hadden gestreden aan het oostfront met de nazi's, vooral in SS Standarte Westland, 27 SS PS Gren Div
Langemark en 28 SS PS Gren Div Wallonie (waarvan de meeste officieren onder de Waalse gevangenen in Prenzlau waren gerekruteerd).
Zie ook
Achttiendaagse Veldtocht
Belgisch verzet in de Tweede Wereldoorlog
Bloedbad van Vinkt
Slag om Leuven (1940)
Holocaust in België
Bombardement op Mortsel
CRAB's
Literatuur
Gewillig België: Overheid en Jodenvervolging in België tijdens de Tweede Wereldoorlog - rapport van het Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en
Hedendaagse Maatschappij SOMA
Robert CAPELLE, Dix-huit ans au sevice du roi Leopold, Parijs, Fayard, 1970.
Els DE BENS, De Belgische dagbladpers onder Duitse censuur (1940-1944), Antwerpen, 1973.
Herman BALTHAZAR, België onder Duitse bezetting 1940-1944, in:Algemene geschiedenis der Nederlanden, Haarlem, Van Dishoek, 1982.
H. BERNARD, Het Geheim Leger, 1940-1944, Gent, 1986
Rik VAN CAUWELAERT, ANN PEUTEMAN, Misjoe VERLEYEN (red.), Lies WILLAERT (fotografie), Stad in oorlog. Zeven steden, zeven verhalen
Pieter SERRIEN, Zo was onze oorlog, Antwerpen, Manteau, 2014.
Misjoe VERLEYEN en Marc DE MEYER, Mei 1940, Antwepen, Manteau, 2014.
Karel STROBBE, Hans BOERS en Pieter SERRIEN, Van onze jongens geen nieuws, Antwerpen, Manteau, 2015.
Hedwig DAQUIN & Andries VAN DEN ABEELE, Brugge
Eric VAN DE CASTEELE & Marcel STORME, Gent
Misjoe VERLEYEN & Louis DE CLERCK, Leuven
Chantal KESTELOOT & Greta BOON, Brussel
Lieven SAERENS, Dirk MARTIN & Lode WILS, Antwerpen
Jos BOUVEROUX & Sieske VLIEXS, Hasselt
Karel CAMBIEN & Pol T. DESCAMPS, Kortrijk, Knack, 2011.
Pieter SERRIEN, Tranen over Mortsel, Antwerpen, Manteau, 2013.